3 – GEDRAGSCODE
1. hoe we werken en hoe we ons gedragen
2. hoe we publiceren: hoor en wederhoor, bronvermelding, rectificaties, namen verdachten, foto-, beeld- en citaatrecht, zelfdoding
3. protocol aanpassingen archief/online
…
1. hoe we werken en hoe we ons gedragen
We werken met open vizier. We maken ons bekend als journalisten en vermelden de krant waarvoor we werken. Mensen met wie wij spreken, weten dat zij kunnen worden geciteerd in artikelen, digitaal en op papier. Als op geen enkele andere manier maatschappelijk relevante informatie kan worden verkregen, is undercoverjournalistiek toegestaan na toestemming van de hoofdredactie.
We houden ons aan de Code voor de journalistiek van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren uit 2008, zij het dat we hier de tekst hebben aangepast aan de stand van zaken anno nu. Artikelen uit andere bronnen dienen ook te voldoen aan deze code.
Waar in de code of in deze toelichting wordt gesproken van de journalist en zijn vak is telkens nadrukkelijk bedoeld: de journalist als man, vrouw of non-binair
Preambule
Een betrouwbare en pluriforme journalistiek is van het grootste belang voor de democratische samenleving, die niet goed kan functioneren zonder geïnformeerde burgers en een vrije uitwisseling van ideeën. In die open samenleving komt de journalist het recht op vrije nieuwsgaring toe, én de verantwoordelijkheid het nieuws waarheidsgetrouw, onafhankelijk, fair en met open vizier te brengen.
Gedragscode
1. Bij het doorgeven van nieuws neemt de journalist de werkelijkheid zoals hij die aantreft en waarneemt als uitgangspunt. De verificatie van feiten en de weergave van uiteenlopende meningen belichaamt het journalistieke streven naar objectiviteit.
2. De journalist brengt in de berichtgeving een duidelijk onderscheid aan tussen feiten, beweringen en meningen.
3. De journalist gaat zorgvuldig en integer te werk en geeft daarvan ook blijk in zijn berichtgeving door verantwoording af te leggen over zijn journalistieke methoden.
4. In zijn berichtgeving baseert de journalist zich alleen op zijn eigen waarneming of op bronnen die hem bekend zijn of die hij betrouwbaar acht.
5. De journalist controleert de feiten in zijn berichtgeving en maakt die feiten waar mogelijk controleerbaar.
6. Bij het bewerken van beeld of geluid of combinaties daarvan (infografieken, animaties) moet duidelijk zijn dat het om gemonteerd materiaal gaat.
7. De journalist die in zijn berichtgeving fictieve elementen verwerkt, door bijvoorbeeld namen van betrokkenen te wijzigen, legt daarvan rekenschap af in het artikel.
8. In columns, recensies, opiniërende berichten, podcasts en vergelijkbare genres komt de journalist een grotere vrijheid toe dan in andere berichtgeving, waar het gaat om het controleren van feiten, het achterwege laten van wederhoor, en het door elkaar gebruiken van feiten en fictie.
9. De journalist die verwijst naar informatie van derden door een ander medium als bron te noemen of door het aanbrengen van een hyperlink, doet dat openlijk en royaal, maar is daarmee niet per se verantwoordelijk voor de inhoud van de onderliggende informatie.
10. De journalist verricht zijn werk in onafhankelijkheid en vermijdt (de schijn van) belangenverstrengeling.
11. De journalist zal, indien hij gebonden is aan enige politieke partij, belangenvereniging of bedrijf anders dan de uitgever van zijn eigen medium, daarvan in zijn berichtgeving rekenschap geven indien dat voor de beoordeling van het bericht relevant is. De journalist heeft een meldingsplicht bij de hoofdredactie als er in deze kans is op belangenverstrengeling.
12. De journalist maakt geen misbruik van zijn positie. Bij het verzamelen, selecteren en bewerken van nieuws gaat de journalist fair te werk.
13. De journalist neemt geen materiële of immateriële vergoedingen aan die bedoeld zijn om berichtgeving te beïnvloeden, te bevorderen of tegen te gaan.
14. De journalist beschermt bronnen aan wie hij vertrouwelijkheid heeft toegezegd. Hij deelt daarnaar gevraagd de namen met de hoofdredactie.
15. De journalist die zich baseert op anonieme bronnen moet aannemelijk maken dat zijn bronnen betrouwbaar zijn, de informatie niet op een andere manier kon worden verkregen en hij die zo goed mogelijk heeft geverifieerd. Anonimiteit dient bij voorkeur te worden vermeden. Er is een actieve meldingsplicht bij de hoofdredactie.
17. Het zoeken naar hoor en wederhoor is een journalistiek basisprincipe. In het bijzonder bij het publiceren van beschuldigingen of verdachtmakingen aan het adres van een persoon of organisatie, past de journalist wederhoor toe. Dat geldt ook voor beschuldigingen geuit in interviews. De beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid, bij voorkeur meer dan 24 uur van tevoren en het liefst in dezelfde publicatie en zonder onredelijke tijdsdruk, te reageren op de aantijging. Als het gaat om instanties wordt in redelijkheid gekeken naar een reactietermijn.
18. De journalist zal de privacy van personen niet verder aantasten dan voor open berichtgeving noodzakelijk is. Bij de afweging tussen het privacybelang en het nieuwsbelang wordt rekening gehouden met de mate waarin de persoon een publiek figuur is. Hier geldt de regel: hoe publieker de figuur, hoe minder snel hij zich kan verzetten tegen berichtgeving met een beroep op privacy.
19. De journalist ontziet de privacy van slachtoffers, nabestaanden, patiënten maar ook van verdachten en daders door de algemene herkenbaarheid van betrokkenen in de berichtgeving te vermijden in al die gevallen waarin deze personen onevenredig nadeel van herkenbaarheid zullen ondervinden en voor zover het vermijden van herkenbaarheid niet in strijd is met het belang van goede berichtgeving.
20. De journalist publiceert geen tekst of foto’s en zendt geen audio-opnames of beelden uit die zijn gemaakt van personen in privésituaties zonder toestemming van de betrokkene, tenzij met de publicatie een maatschappelijk of journalistiek belang is gediend dat gelet op de omstandigheden groter is dan het privacybelang van de betrokkene.
21. De journalist gebruikt geen privédocumenten, tenzij de betrokkenen daarvoor toestemming hebben gegeven, of met de publicatie een maatschappelijk belang of journalistiek belang is gediend dat gelet op de omstandigheden groter is dan het privacybelang van de betrokkene.
22. De journalist van wie blijkt dat hij een onjuist bericht heeft gepubliceerd, zal een schadelijke onnauwkeurigheid, gevraagd of ongevraagd, op zo kort mogelijke termijn corrigeren. In de papieren krant in de rubriek ‘Abuis’, online zal het artikel worden aangepast met de vermelding wat er in het artikel is veranderd.
23. De journalist verzamelt, selecteert en publiceert het nieuws zonder zich te verschuilen achter een andere dan zijn eigen identiteit, tenzij met die werkwijze een maatschappelijk of journalistiek belang is gediend.
24. De journalist maakt zichzelf en zijn methoden bij het verzamelen van informatie in beginsel als zodanig bekend.
25. De journalist lokt geen incidenten uit met de bedoeling nieuws te creëren. Hij lokt evenmin incidenten uit om een misstand te illustreren, tenzij daarmee een groot maatschappelijk belang is gediend.
26. De journalist betaalt niet voor gestolen informatie.
27. De journalist maakt geen gebruik van onrechtmatig door derden verkregen informatie, tenzij met publicatie daarvan een groot maatschappelijk belang is gediend.
Toelichting
Deze toelichting bij de Code voor de Journalistiek, zoals in 2008 opgesteld door het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, wil duidelijk maken waarin en waarom de nieuwe code afwijkt van de code van het Genootschap uit 1995. Uiteraard zijn veruit de meeste aanpassingen terug te voeren op de opkomst van internet en op de sterk toegenomen participatie van het publiek, die dankzij internet mogelijk is geworden.
De code bouwt voort op beginselen zoals die door beroepsjournalisten zijn ontwikkeld, zowel nationaal (de Gedragscode voor Nederlandse journalisten van het Genootschap van Hoofdredacteuren uit 1995, de Leidraad van de Raad voor de Journalistiek uit 2007) als internationaal (de Declaration of Principles of the Conduct of Journalists, beter bekend als de Code van Bordeaux, uit 1954, geamendeerd in 1986), maar is aangevuld met uitgangspunten en idealen zoals die zijn aangedragen van buiten de beroepsgroep. Daarbij is dankbaar gebruikgemaakt van de kritische suggesties die zijn gedaan nadat een eerste versie van de code werd gepubliceerd in december 2007.
Voor wie is deze code bedoeld?
De journalistiek is een vrij beroep. Ze staat open voor iedereen, ongeacht of hij een professionele scholing of training als journalist heeft genoten en ongeacht of hij met zijn werkzaamheden een inkomen verdient. De Code voor de Journalistiek beoogt niet een toets te zijn voor de vraag of iemand zich journalist mag noemen, maar geeft normen voor journalistiek handelen.
De Code voor de Journalistiek is bedoeld voor journalisten en niet-journalisten. De code heeft zowel een interne als een externe functie. Voor journalisten een houvast, of tenminste een uitgangspunt bij discussies; voor niet-journalisten, het publiek dus, een begin van verantwoording: hier willen journalisten op worden aangesproken.
De code is een leidraad voor al onze redacteuren en freelancemedewerkers.
Waarom verantwoording?
In het verleden was de professionele journalist in de regel de enige brenger van het nieuws. Nu zoveel mensen hun informatie niet meer doorgeven aan de journalist maar die zelf openbaar maken, is het aantal mogelijkheden om informatie te controleren sterk toegenomen. Dat geldt ook voor het nieuws zoals dat door de journalist wordt gebracht.
Doordat het publiek meer dan ooit meepraat, assertief is en zelf kennis inbrengt, zal de journalist, wil hij nog gehoord worden, meer dan voorheen verantwoording moeten afleggen over zijn werkwijze. Hij zal transparanter moeten zijn en kan niet meer volstaan met zich te beroepen op een traditie van zorgvuldigheid, betrouwbaarheid en integriteit zoals die ‘kleeft’ aan zijn medium of aan ‘de professie’. Lezers volgen hem kritisch, raadplegen bronnen uit de eerste hand, en corrigeren hem.
Verschoningsrecht
Het wetsvoorstel van minister Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) dat bronbescherming van journalisten wettelijk vastlegt, is op 1 oktober 2018 in werking getreden en is een erkenning van de bijzondere positie die journalisten en publicisten hebben in onze samenleving en de vrije nieuwsgaring.
Bronbescherming journalisten definitief wettelijk geregeld — BijzonderStrafrecht.nl.
Aan journalisten en publicisten zal in tegenstelling tot advocaten, notarissen en medici, een beperkt verschoningsrecht worden toegekend.
Artikel 218a Wetboek van Strafrecht:
1. Getuigen die als journalist of publicist in het kader van nieuwsgaring, beschikken over gegevens van personen die deze gegevens ter openbaarmaking hebben verstrekt, kunnen zich verschonen van het beantwoorden van vragen over de herkomst van die gegevens.
2. De rechter-commissaris kan het beroep van de getuige, bedoeld in het eerste lid, afwijzen indien hij oordeelt dat bij het onbeantwoord blijven van vragen aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang een onevenredig grote schade zou worden toegebracht.
Bij journalisten is het verschoningsrecht niet absoluut en zal de rechter-commissaris toetsen of er een zwaarder wegend maatschappelijk belang een rol speelt. Als dit het geval is, kan de rechter-commissaris oordelen dat bij het zwijgen van een journalist onevenredig grote schade zou worden toegebracht. In dat geval kan het verschoningsrecht alsnog opzij worden gezet en de journalist verplicht worden om vragen over zijn bron te beantwoorden. Weigert de journalist dit, dan kan hij worden gegijzeld.
Naast vastlegging van het (beperkt) verschoningsrecht verbindt het wetsvoorstel striktere regels aan het toepassen van dwangmiddelen tegen journalisten en publicisten in een strafrechtelijk onderzoek. Dit betekent dat het doorzoeken en in beslag nemen van voorwerpen en geschriften op het kantoor van bijvoorbeeld een redactie van een krant of weekblad alleen mogelijk is na toestemming van en in aanwezigheid van een rechter-commissaris en niet meer op enkel gezag van de officier van justitie.
Bronbescherming in strafzaken blijft niet strikt beperkt tot degenen die zich geheel beroepsmatig of alleen tegen betaling met nieuwsgaring bezighouden, maar geldt ook voor publicisten die schrijven over (politieke) of actuele aangelegenheden. Dit sluit aan bij het veranderende karakter van de vrije nieuwsgaring en het medialandschap. Het publieke debat speelt zich namelijk niet meer alleen af in kranten of op televisie en radio, maar bijvoorbeeld ook op social media.
…
2. hoe we publiceren
Een artikel wordt in principe pas gepubliceerd als het minimaal door een andere redacteur is ‘tegengelezen’. Die redacteur checkt het artikel op alle taalaspecten en op naleving van de journalistieke code, vooral op volledigheid en op hoor en wederhoor. Bij twijfel gaat hij/zij te rade bij de auteur.
Hoor en wederhoor
Een auteur kan het artikel voor publicatie ter inzage geven aan derden, vooral gebruikelijk bij interviews. De geïnterviewde kan het verhaal checken op feitelijke onjuistheden en in principe uitspraken niet terugdraaien, tenzij daarover voorafgaande het interview afspraken zijn gemaakt. Een auteur kan ook met andere genres dan het interview verhalen vooraf aan derden ter inzage geven om feiten in het artikel te laten checken, inclusief disclaimer dat er niets uit een conceptartikel mag worden gepubliceerd of doorgegeven.
In een artikel waarin twee partijen worden opgevoerd, dienen zij beide aan het woord te komen om zich tegen gedane aantijgingen te verweren. Zonder dat is publicatie in beginsel niet toegestaan. Slechts indien het algemeen belang, dat boven het private belang uitstijgt, publicatie rechtvaardigt, kan daartoe na overleg met de hoofdredactie worden overgegaan.
De lezer heeft er in die situatie recht op te weten welke overwegingen dan tot publicatie hebben geleid.
Dat de betrokkene niet voor commentaar bereikbaar was, is een zinsnede die de krant niet zou mogen halen. De journalist dient het principe van hoor en wederhoor ten volle uit te oefenen. Het behoort tot de journalistieke verantwoordelijkheid alle betrokkenen die in het artikel worden opgevoerd, ook in dat artikel aan het woord te laten. Vraag altijd bijtijds om wederhoor, bij voorkeur meer dan 24 uur voor de deadline/publicatie, tenzij het nieuwsbelang prevaleert of wanneer redelijkerwijze van bijvoorbeeld een instantie mag worden verwacht dezelfde dag nog te reageren. Op het laatste moment om een reactie vragen en betrokkene(n) weinig tijd geven, omdat je bang bent dat iemand met je primeur aan de haal gaat, is geen argument. De lezer mag er altijd van uitgaan dat het recht op hoor en wederhoor ten volle is toegepast.
Alleen een telefoontje plegen is niet voldoende: de journalist probeert meerdere keren via verscheidene kanalen (en heeft daar bewijs van) hoor en wederhoor te verkrijgen. Probeer het dus behalve telefonisch ook per e-mail, WhatsApp of met andere communicatiemiddelen.
Bronvermelding
We zetten boven substantiële stukken (globaal langer dan 250 woorden) de naam van de verslaggever(s). Is het artikel van een persbureau (ANP) of is het een combinatie van aangeleverde of bewerking van teksten van persbureaus vermelden we ‘Van onze redactie’. Als we citaten gebruiken, doen we dat volgens het citaatrecht ‘meldt RTL Nieuws’ of ‘schrijft Trouw’. Bij artikelen uit NRC melden we naast de verslaggever ook @NRC Media. Artikelen van samenwerkende media, bijvoorbeeld De Telegraaf, behandelen als onze eigen artikelen, uitgezonderd grote primeurs. Dan doen we ook aan bronvermelding.
Bij kortjes melden we niet de naam van het persbureau. Komt de informatie uit een ander medium dan schrijven we dat ook in het artikel (‘schrijft Trouw’). Schrijft één journalist een samengestelde productie bestaande uit twee artikelen, beide langer dan 250 woorden, dan staat alleen boven het hoofdverhaal zijn of haar naam (niet twee keer vermelden).
Boven een verhaal verschijnen maximaal twee namen van journalisten. Uitzondering kan zijn: een echt groot verhaal, bijvoorbeeld reconstructie van de val van het kabinet of een grote onderzoeksjournalistieke productie.
Foto’s en beeldrecht
Bij een foto dient op grond van het auteursrecht altijd de naam van de fotograaf (of in elk geval de naam van het fotopersbureau waarvan de foto is betrokken (foto ANP/Juan Vrijdag) te worden vermeld. Plaatsen van foto’s zonder toestemming en/of zonder vermelding van de naam van de fotograaf kan tot claims leiden. Dat geldt ook voor foto’s gedownload van internet. Bij publicatie van foto’s dient de publicist zich ervan te verzekeren dat de rechten zijn geregeld.
Bij foto’s die op één kolom staan volstaat het vermelden van alleen het persbureau (foto Getty). Gaat het om een archieffoto, dan vermelden we dat in het bijschrift als het relevant is. Dat hoeft niet (ook nog) bij de bron te staan. (Dus niet: archieffoto ANP, wel foto ANP)
Juridisch gezien mogen we niet zomaar foto’s van Facebook of Twitter gebruiken van daders of slachtoffers of anderszins, dit ook in verband met auteurs- en portretrecht. Met het zelf plaatsen van foto’s dragen makers niet de auteursrechten over op het sociale medium en/of de openbaarheid.
Je hebt toestemming nodig van de fotograaf (in verband met auteursrecht) en soms ook van de geportretteerde (portretrecht, ook als de foto is gemaakt in de privésfeer).
Wat betreft portretrecht: als het gaat om een foto die in opdracht van de geportretteerde is gemaakt, is altijd toestemming van de geportretteerde nodig voor publicatie. Als het gaat om een foto die niet in opdracht van de geportretteerde is gemaakt, moet een belangenafweging worden gemaakt tussen het privacybelang van de geportretteerde en het nieuwsbelang van publicatie van de foto.
We zijn terughoudend met het publiceren van foto’s van verdachten. Als de verdachte op een foto duidelijk is te herkennen, moet hij of zij onherkenbaar worden gemaakt. Dat geldt ook voor familieleden en andere naasten.
Rechtbanktekeningen
Bij rechtbanktekeningen ligt het ingewikkelder. De raad voor de journalistiek formuleert het zo:
“Journalisten dienen te voorkomen dat informatie of beelden worden gepubliceerd waardoor verdachten en veroordeelden door het grote publiek eenvoudig kunnen worden geïdentificeerd en getraceerd. Aan deze regel zijn journalisten niet gehouden wanneer de naam een essentieel bestanddeel van de berichtgeving is, wanneer het niet vermelden van de naam wegens de algemene bekendheid van de betrokkene geen doel dient, wanneer door het niet vermelden van de naam verwarring kan ontstaan met anderen die hierdoor voorzienbaar kunnen worden geschaad, wanneer het vermelden van de naam gebeurt in het kader van opsporingsberichtgeving of wanneer de betrokkene zelf de openbaarheid zoekt.”
De rechter bepaalde in 2017 in een kwestie rond Petra Urban dat een rechtbanktekenaar was toegestaan en een fotograaf niet. Argument: persvrijheid is een essentieel goed. Het advies aan de verdachte, die niet in beeld wilde komen omdat zijn werkgever niet wist dat hij daar zat, was: ga met je rug naar de tekenaar zitten.
Onze leidraad is dat we de rechtelijke uitspraak volgen. Als de rechter bepaalt dat een rechtbanktekenaar is toegestaan, volgen wij het adagium dat al door de rechter is bepaald dat hier het openbaar belang prevaleert boven het privacybelang. Advocaten kunnen in de rechtszaal bezwaar maken namens hun cliënten, de rechter maakt de afweging. Hier geldt wel de afweging dat we in de eigen regio terughoudender zijn met het herkenbaar in beeld brengen van verdachten. Dat geldt niet zozeer voor grote zaken die landelijke bekendheid hebben, eerder bij kleine zaken die alleen in een klein deel van de regio spelen.
Onherkenbaar maken van personen op foto’s doen we door te blurren.
Als een foto illustratief is bij een (negatief) onderwerp, leggen we in het bijschrift duidelijk uit dat er geen verband is tussen de personen op de foto en het onderwerp, ook al is de persoon niet volledig herkenbaar. Ook dient bij herpublicatie de redactie ervoor te zorgen dat de foto in dezelfde context wordt gebruikt, helemaal als er personen en gebouwen herkenbaar en herleidbaar zijn.
Citaatrecht versus auteursrecht
De hoofdregel is dat het niet is toegestaan om zonder voorafgaande toestemming van de auteursrechthebbende foto’s te (her)publiceren, online noch in print, noch op andere wijzen, ongeacht of deze al eerder zijn gepubliceerd, bijvoorbeeld op socialmediakanalen of andere websites. De maker van het werk (de foto) is in beginsel de auteursrechthebbende. Vaak is dat de fotograaf.
Hieronder worden drie situaties besproken in welk geval foto’s van derden kunnen worden gebruikt zonder dat er inbreuk wordt gemaakt op de auteursrechten.
1. embedden
Het Europese Hof van Justitie heeft in 2014 geoordeeld dat linken, embedden en framing mag (en dus geen auteursrechtinbreuk vormt), op voorwaarde dat het materiaal waarnaar wordt gelinkt of wat wordt geëmbed of geframed rechtmatig openbaar is gemaakt. Met andere woorden: een foto die zonder toestemming van de rechthebbende online is gepubliceerd mag niet embed worden. Heb je twijfels over of iets met toestemming openbaar gemaakt is embed dan niet of doe nader onderzoek.
2. citaatrecht
Een uitzondering op het exclusieve auteursrecht van de rechthebbende is het citaatrecht. Als een foto bijvoorbeeld iets zegt over een nieuwsfeit en slechts ondersteunend werkt, dan mag deze zonder toestemming worden gebruikt, mits met naamsvermelding. Het gebruik van een foto enkel ter versiering is niet voldoende, de foto moet daadwerkelijk een functie hebben, en dus relevant zijn bij de betreffende tekst. Het voorgaande brengt met zich mee dat de foto ook qua grootte ondergeschikt moet zijn aan de tekst waarbij deze geplaatst wordt. Er geldt echter geen concrete grens qua formaat.
3. Licentie
Mediahuis heeft met meerdere foto(pers)bureaus en fotografen een overeenkomst gesloten, op basis waarvan foto’s gebruikt kunnen worden. Er is een overzicht van de belangrijkste contracten op dat gebied met per partij de bijbehorende voorwaarden waaronder de foto’s kunnen worden gebruikt.
Er zijn foto’s die op het internet beschikbaar worden gesteld op basis van een ‘Creative Commons’ licentie. De auteursrechthebbende kiest er daarmee voor dat derden (gratis) gebruik mogen maken van die foto’s, zonder dat telkens toestemming nodig is. De voorwaarden waaronder dat gebruik is toegestaan (zoals naamsvermelding) verschilt per geval en wordt vermeld bij de betreffende foto aan de hand van icoontjes. De betekenis van de verschillende icoontjes is te vinden via deze link www.creativecommons.nl/uitleg.
In de praktijk komt het geregeld voor dat beeldmateriaal zonder toestemming van de rechthebbende wordt gepubliceerd. Er heerst regelmatig ten onterechte het idee dat al het beeldmateriaal op social media vrijelijk kan worden gebruikt. Dat is niet het geval. In sommige gevallen zal de rechthebbende geen claim indienen, bijvoorbeeld omdat hij zich er niet eens van bewust is dat zijn foto zonder toestemming wordt gebruikt, of omdat het hem niet uitmaakt. Maar vooral de foto(pers)bureaus en professionele fotografen zijn alert op het onrechtmatig gebruik van hun foto’s en schromen niet een claim in te dienen. Bovendien is er steeds meer spidersoftware beschikbaar die het opspeuren van onrechtmatig fotogebruik eenvoudig maken. Hierdoor is het aantal fotoclaims de afgelopen periode fors toegenomen.
Bovendien heerst vaak onterecht het idee dat een medium eigenaar (auteursrechthebbende) wordt van de foto’s die worden geplaatst. De voorwaarden van bijvoorbeeld Facebook (waaronder ook Instagram) en Twitter houden in dat het medium de geplaatste foto’s voor allerlei doeleinden mag gebruiken (er wordt een niet-exclusieve licentie verleend), maar er is geen sprake van een rechtenoverdracht. Je bent dus niet je rechten ‘kwijt’ aan het medium als je iets plaatst.
Een rechthebbende die constateert dat zonder voorafgaande toestemming publicatie van zijn foto heeft plaatsgevonden, spreekt de uitgever daar in veel gevallen op aan. Vrijwel altijd wordt een vergoeding geëist die minimaal bestaat uit de gederfde licentie-inkomsten (het bedrag dat had moeten worden betaald indien vooraf toestemming was gevraagd), vaak vermeerderd met factor 2 of 3 (bijvoorbeeld indien ook naamsvermelding van de maker heeft ontbroken) en soms ook nog met gemaakte kosten (bijvoorbeeld van juridische bijstand).
Rechters gaan verschillend om met dergelijke claims, maar in vrijwel alle gevallen wordt er hoe dan ook een vergoeding toegewezen. Vaak is daarbij ook sprake van een volledige proceskostenveroordeling ten laste van de inbreukmaker, waarbij alle kosten, inclusief de advocaatkosten van de wederpartij, moeten worden betaald.
Een procedure over een zaak waarbij duidelijk is dat sprake is van een inbreuk op andermans auteursrechten leidt dus vaak tot hoge kosten, nog los van de tijd en energie die zo´n procedure met zich meebrengt. Procedures over de (her)publicatie van foto’s moeten daarom zoveel mogelijk voorkomen worden, door niet zonder toestemming van de rechthebbenden auteursrechtelijk beschermd beeldmateriaal te gebruiken.
Do’s:
- Maak gebruik van foto’s van foto(pers)bureaus en/of fotografen met wie Mediahuis een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan het gebruik van deze foto’s is toegestaan
- Vraag voorafgaande toestemming aan de rechthebbende
- Maak gebruik van de mogelijkheid om materiaal te embedden, te framen of ernaar te linken (maar ga dat geval wel eerst na of dit materiaal door of met toestemming van de rechthebbende rechtmatig openbaar is gemaakt)
- Vermeld zoveel mogelijk de naam van de fotograaf en/of de bron (vindplaats) van een foto, ook als deze embed of geframed wordt
- Als het toch misgaat en er komt een sommatie van de rechthebbende: reageer altijd. Schakel zo nodig Juridische Zaken in voor advies en/of assistentie.
Don’ts:
- Pluk niet zomaar beeldmateriaal van internet, ook niet van social media
- Niet reageren op claims.
Voor meer informatie of assistentie bij inbreukzaken kan contact worden opgenomen met de afdeling Juridische Zaken via [email protected].
Rectificaties
Feitelijke onjuistheden in artikelen worden zo snel mogelijk rechtgezet in de rubriek Correcties, die een afwijkende opmaak heeft. De rechtzetting is kort en zakelijk, zonder onnodige uitweidingen, en wordt niet alleen gemaakt als lezers reageren, maar ook op eigen initiatief als de fout door onszelf wordt ontdekt. De hoofdredactie wordt altijd geïnformeerd over verzoeken tot rectificatie.
In een follow-up op het nieuws kan een correctie worden verwerkt. Vermelding ervan in de rubriek correcties kan dan achterwege blijven. Het is zaak dat niet stiekem te doen door de rechtzetting te ‘verstoppen’, maar bijvoorbeeld in alle openheid te schrijven: ‘in tegenstelling tot wat deze krant gisteren meldde’.
Voor mensen die om rectificatie vragen, omdat zij menen dat wat zij hebben bedoeld te zeggen niet goed in de krant is gekomen, is de ingezonden brief ook een middel.
…
Namen verdachten
Van verdachten gebruiken we in de regio bij voorkeur de initialen van voor- en achternaam, geslacht, leeftijd en woonplaats (voorbeeld: De 38-jarige P.B uit Leiden is aangehouden op verdenking van moord. De man kon worden opgespoord aan de hand van dna). Voornaam en initiaal van de achternaam worden gebruikt in grotere (vaak landelijk bekende) rechtszaken waar de anonimiteit ook met een voornaam is gegarandeerd. Dat komt de leesbaarheid ten goede.
De vermelding moet voldoen aan het criterium dat anonimiteit voldoende is gewaarborgd. Bijvoorbeeld: een man met een bijzondere voornaam, in een kleine woonplaats, die een inbraak pleegt in zijn rolstoel, dat is niet meer anoniem. Daarmee schend je zijn privacy. Dit kan ook het geval zijn wanneer betrokkenen afkomstig zijn uit een kleine gemeenschap waar de privacy met het gebruik van voornamen niet voldoende beschermd wordt. Met zoekmachines is op regionaal niveau vaak iemand snel te vinden. Het gebruik van alleen initialen is daarom uitgangspunt.
Een verdachte is onschuldig totdat de rechter heeft uitgesproken dat hij schuldig is. Tot dat moment is geen sprake van een dader, verkrachter, moordenaar of oplichter. Een uitzondering hierop is de situatie dat de verdachte een bekentenis heeft afgelegd. Bij twijfel beslist de hoofdredactie.
Als iemand eerst met volledige naam wordt genoemd en dan weer verdachte is, gaan wij terug naar gebruik van alleen de initiaal. Op internet wordt dat ook aangepast. Bijvoorbeeld: Openbaar Ministerie zoekt iemand en maakt volledige naam bekend. Dat doen wij dus ook. En als iemand daarna wordt opgepakt is hij weer verdachte en krijgt hij alleen een initiaal.
Wanneer het gaat om opsporingsberichten mag nog een stap verder worden gegaan. Signalementen, foto’s, tekeningen en in het uiterste geval het noemen van een volledige naam zijn dan toegestaan. Wel moet afgewogen worden of het opheffen van de bescherming van de identiteit in verhouding staat tot het gepleegde delict. De krant is geen verlengstuk van justitie. Van een winkeldief geven we geen foto’s vrij, ook niet geblurd, van een vuurwapengevaarlijke ontsnapte tbs’er wel.
Na aanhouding van een verdachte dienen we in de krant en op internet weer terug te schakelen naar de normale bescherming van de privacy van een verdachte. Dus terug naar initialen ook wanneer eerder de volledige naam onthuld is. Als meerdere gezaghebbende media de volledige naam van de verdachten wel noemen en het potsierlijk wordt het niet te doen, kan de afweging anders worden gemaakt.
De etnische/religieuze/culturele afkomst/achtergrond van een verdachte wordt alleen vermeld als dat een relevant gegeven is of als die vermelding van belang is voor een goed begrip van het artikel. We vermelden wel de nationaliteit van betrokkenen. Bijvoorbeeld: De Poolse bestuurder van de auto die vannacht in de greppel werd gereden.
Voor verdachten in het buitenland is de kwestie van de privacy minder relevant, maar dient dezelfde belangenafweging te worden gemaakt als voor verdachten in Nederland. Het privacybelang van de verdachte weegt minder zwaar, omdat die minder last zal ondervinden van het artikel dan een Nederlandse verdachte. Als buitenlandse krant de namen volledig noemen, doen wij dat ook (Marc Dutroux, Al-Zarqawi). Deze regel geldt niet voor Nederlandse verdachten in het buitenland.
Bij bekende mensen – zij die in de politiek werkzaam zijn, vaak in de media verschijnen – noemen we ook de volledige naam (Robin van Persie, Marco Bakker, Ruud Lubbers, Frank Masmeijer). In de regio zijn we terughoudend: wellicht kan een persoon in een beperkt gebied ‘bekend’ zijn, daarbuiten is hij of zij dat niet. Van mensen in een publieke-politieke functie (wethouder, burgemeester) noemen we ook de naam, ook als zij plaatselijk een publieke functie hebben en ineens landelijk bekend worden. Bijvoorbeeld: wethouder Carel van Gelder uit Schagen die wordt verdacht van betrokkenheid bij een wietplantage.
Voor mensen die zelf in hun zaak de publiciteit hebben gezocht (Ernst Louwes, Han Vermeulen, Ina Post) geldt geen terughoudendheid. Ook verdachten die vinden dat ze onschuldig zijn, kunnen aangeven met hun volledige naam in de media te worden aangeduid, omdat ze anders ‘gecriminaliseerd’ worden. Bijvoorbeeld Jos Brech, Ridouan Taghi, Willem Holleeder, Dino Soerel, Mink Kok, Sjors van Dijk.
Namen van verdachte bedrijven en organisaties worden in beginsel voluit gemeld, tenzij de verdachte de naamgever is van zijn bedrijf. ‘Peter van G., eigenaar van steigerbouwer Van Gelderen en zonen, wordt verdacht van valsheid in geschrifte.’
Juridisch gezien hebben mensen die dood zijn geen recht op privacy. Hun naam mag volledig worden genoemd. Houd wel rekening met de nabestaanden; er kunnen morele overwegingen meespelen waardoor het verstandiger is de naam toch weg te laten. Uit piëteit, zeker bij jongeren, gebruiken we dan de voornaam.
Kinderen (tot een jaar of 16) met naam en toenaam opvoeren als getuige doen we niet zonder toestemming van de ouders. We zijn in principe terughoudend met kinderen, omdat zij niet worden geacht de impact van hun daden te kunnen overzien. Bij ernstige nieuwsgebeurtenissen – een gepest kind springt van het dak van een school – kan in pogingen de feiten te achterhalen wel aan jongeren worden gevraagd naar hun versie van de gebeurtenissen. Voor het maken van foto’s is altijd toestemming van ouders nodig.
Ook bij slachtoffers zijn we terughoudend en stellen we ons altijd de vraag: hoe relevant is het gebruik van de naam van het slachtoffer en wat houdt de publicatie in voor het slachtoffer, nu maar ook later?
Gruwelijke details
Tijdens zaken over moord, doodslag en andere zware misdrijven worden de meest pijnlijke details geopenbaard en soms ook gepubliceerd. Hoever kun je hierin gaan? Naast de bescherming van de identiteit van de verdachte moet hier vooral de bescherming van het slachtoffer of de nabestaanden van een slachtoffer bepalend zijn. Gaat het om levensdelicten, zedenmisdrijven of zijn kinderen bij de zaak betrokken, is een grotere terughoudendheid geboden dan wanneer het om economische delicten gaat. Ook in de presentatie van het artikel is terughoudendheid vereist. De krant mag niet uit effectbejag handelen.
Gruwelijke details over zware ongevallen of misdrijven, karaktermoord door buurtgenoten van een slachtoffer of onbevestigde beschuldigingen, horen niet in de krant en op internet (reacties!) thuis. Emoties als opluchting, blijdschap, verdriet, woede (mits betamelijk geuit) of verslagenheid juist wel. Aandacht in de verslaggeving voor de etnische kenmerken van betrokkenen of hun nationaliteit is net als de vermelding van leeftijd, woonplaats of geslacht toegestaan mits ze journalistiek relevant zijn.
Vuistregel: niet saai maar ook geen sensatiezucht. Informatie over het delict en de motieven van een verdachte zijn een belangrijk ingrediënt in de verslaggeving, maar mogen geen doel op zich worden.
Namen van slachtoffers
In tegenstelling tot de identiteit van verdachten is het gebruikelijk de namen van slachtoffers van misdrijven en ongevallen wel te noemen. Deze informatie wordt gezien als nieuws en is – in tegenstelling tot daderinformatie – over het algemeen niet schadelijk voor direct betrokkenen. Toch gaat deze redenering niet in alle gevallen op. Zo zal in geval van zelfdoding of een familiedrama met de onthulling van de identiteit van een slachtoffer ook daderinformatie worden prijsgegeven. Ook kan de situatie zich voordoen waarbij een slachtoffer zelf ook verdachte is van een (ander) misdrijf.
Namen van slachtoffers mogen genoemd worden met uitzondering van slachtoffers van zelfdoding, tenzij in een artikel over de persoon in maatschappelijke context (leerling wordt gepest op school en springt van het dak), gevallen waarin bekendmaking van de naam van een slachtoffer ook de privacy van een verdachte aantast, wanneer het slachtoffer zelf ook verdachte is van een (ander) misdrijf of wanneer om andere redenen het privacybelang van het slachtoffer dient te prevaleren boven het nieuwsbelang van de naamsvermelding.
In geval van berichtgeving op internet moet bovendien vast staan dat familie en andere nabestaanden al op de hoogte zijn van het dodelijk incident voordat in de berichtgeving erover namen genoemd worden.
Expliciete foto’s
Bij ongevallen of ander onheil is tegenwoordig bijna altijd een camera in de buurt. Omstanders en 112-cowboys sturen hun vaak expliciete foto’s of bewegende beelden naar de krant en internet, waar ze op veel belangstelling mogen rekenen. Waar ligt de grens?
Vuistregel 1: Je mag de dood niet in de ogen zien. Foto’s van dodelijke slachtoffers van ongelukken of misdrijven mogen niet te expliciet zijn en de lat gaat omhoog voor wat wel en wat niet meer mag naarmate de presentatie prominenter wordt of omlaag naarmate de afstand van het nieuws toeneemt. Foto’s van (deels) afgedekte slachtoffers mogen dus wel. Shockerende en bloederige foto’s meestal niet.
Vuistregel 2: De plaats in de krant en het formaat van de foto zijn mede van invloed op de afweging hoe foto’s te gebruiken.
Vuistregel 3: Bij bewegende beelden en foto’s op internet geldt ook dat zelfbeheersing betracht moet worden. Dus niet inzoomen op slachtoffers en bloederige details en altijd verifiëren of nabestaanden al op de hoogte zijn.
Vuistregel 4: Foto’s van verdachten moeten worden geblurd zodat de verdachte niet herkenbaar is. Dit geldt ook voor kentekenplaten, huisnummers of andere evidente aanwijzingen die de privacy van verdachten kunnen schenden. In de regel proberen we dit soort foto’s te vermijden.
Vuistregel 5: Als geïnterviewde personen niet herkenbaar in beeld willen, moet de fotograaf daarmee rekening houden. Personen worden niet achteraf – al ware ze crimineel – geblurd.
Zelfdoding
Dit onderwerp is niet meer zo’n taboe als het jarenlang is geweest. Trekt een incident de aandacht, bijvoorbeeld doordat een huis ontploft of doordat iemand zich ophangt bij een drukke fietsroute, dan maken wij daarvan melding. We delen ook mee dat er sprake was van zelfdoding. We kunnen de ogen niet sluiten voor gebeurtenissen die de aandacht trekken, we willen de lezer niet met vragen laten zitten. Als een geval van zelfdoding vrijwel onopgemerkt is gebleven, doen wij er het zwijgen toe. Ook op uitdrukkelijk verzoek van de familie kan, in de eerste dagen, de doodsoorzaak in het midden worden gelaten en vermelden we dat in de berichtgeving.
Ook als een publiekelijk bekend persoon de hand aan zichzelf slaat, melden wij dat. Was deze persoon zo bekend dat wij zijn overlijden melden, dan mogen de lezers weten hoe hij aan zijn einde is gekomen. Wel plaatsen we bij artikelen over zelfdoding of neigingen daartoe een tekstje onder het artikel, in cursief: Zie je het leven niet meer zitten? Of maak je je zorgen over een ander? Chat via www.113.nl, bel 113 of 0800-0113. Anoniem, gratis en 24/7.
Het vermelden van euthanasie als doodsoorzaak is toegestaan als van tevoren de persoon in kwestie heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te maken of als de familie toestemming geeft.
…
Protocol aanpassingen archief/online
De procedure voor een verzoek tot aanpassingen van onze teksten online – verwijderverzoeken of anonimiseringsverzoeken – of het aanpassen van een gemaakte fout moet altijd worden gevolgd.
Dergelijke verzoeken kunnen door externen worden verzocht aan of door redacteuren worden ingediend bij de chef internet of zijn of haar plaatsvervanger. Die komen met een voorstel dat ze aanmelden bij de hoofdredactie. Dat geldt voor zowel tekst als fotografie. Pas na akkoord van de hoofdredactie, passen zij het aan, met onder de tekst cursief een korte toelichting over wat er is gewijzigd.
Verwijderen doen we vrijwel nooit
Wij zijn er niet voor om de geschiedenis te herschrijven. Daarbij: de kop blijft lang vindbaar op Google, waarmee je de suggestie wekt dat er iets niet in de haak is. Dat is funest voor onze betrouwbaarheid. Daarnaast straft Google verwijderaars door hen in het algoritme minder makkelijk vindbaar te maken.
Aanpassen of anonimiseren is bij schrijnende kwesties mogelijk, maar we zijn terughoudend. Anonimiseren is mogelijk als iemand herkenbaar is in het artikel, geen publiek figuur is en aantoonbaar last heeft van het artikel. We verwijzen altijd naar Google (zie verder), waartoe betrokkene zich tot kan richten om het artikel uit de indexatie te halen.
De integriteit van het archief staat voorop. Verzoeken tot wijzigingen worden in de regel niet gehonoreerd. Een uitzondering kan alleen worden gemaakt met toestemming van de hoofdredactie.
De meeste verzoeken betreffen het weglaten van een naam omdat iemand spijt heeft van een uitspraak, aan het solliciteren is of zijn reputatie wil beschermen. Op dergelijke verzoeken gaan we in de regel niet in, tenzij het geval erg schrijnend is (iemand die drugs gebruikte in zijn jeugd, toen er openhartig over vertelde, maar nu nergens meer aan de bak komt). Ook hier geldt: eerst bij Google een aanvraag doen.
Een (achter)naam verwijderen in het online archief wordt alleen overwogen in extreme situaties zoals verminderde toerekeningsvatbaarheid (kinderen, psychiatrische patiënten).
Foto’s worden niet uit het archief verwijderd, maar kunnen wel na verzoek niet meer worden gebruikt. In het archief wordt dat expliciet bij de foto vermeld.
Vergeetrecht (bron: justitia.nl)
Onder het vergeetrecht kan een betrokkene eisen dat informatie wordt verwijderd die direct of indirect naar hem herleidbaar is. Het vergeetrecht is één van de rechten van betrokkenen uit de AVG. In een aantal gevallen moet een verwerkingsverantwoordelijke persoonsgegevens van een betrokkene zo snel mogelijk wissen.
Goed hierbij te vermelden is dat het vergeetrecht niet geldt ten aanzien van gebruik van persoonsgegevens voor journalistieke doeleinden. Dit valt onder de journalistieke exceptie op de AVG zoals opgenomen in artikel 43 Uitvoeringswet AVG.
Willen mensen uit Google worden verwijderd, dit is het aanvraagformulier: https://www.google.com/webmasters/tools/legal-removal-request?complaint_type=rtbf
Het Europese Hof oordeelde in zijn historische arrest dat zoekmachines links naar pagina’s moeten verwijderen als gezocht wordt op naam én de verwijzingen onjuist, onvolledig, verouderd, irrelevant of bovenmatig zijn. De uitspraak houdt niet in dat mensen of organisaties onwelgevallige vermeldingen zo maar verwijderd krijgen uit de zoekresultaten. Op de achtergrond speelt hier de afweging informatievrijheid versus censuur een rol. Zoekmachines zijn belangrijk in het maatschappelijk verkeer. Bij elk verwijderingsverzoek moet het persoonlijk belang van de betrokkene worden afgewogen tegen het algemene belang van vrije informatievergaring. Een BN’er of politicus zal niet snel een link naar onwelgevallige content verwijderd krijgen omdat hij of zij nu eenmaal onderdeel is van het publieke leven.
Het is logisch dat de bron van de informatie intact blijft, zowel online als offline. Als een krantenartikel online gewijzigd of verwijderd zou worden, is er sprake van ‘geschiedvervalsing’ en zou er verschil met de papieren versie ontstaan. De informatie op internet verspreidt zich razendsnel en gegevens worden – al of niet automatisch – gekopieerd. Dit maakt het definitief verwijderen van die gegevens lastig, er is bijna altijd wel ergens een kopie aanwezig.
